Conclusie: eerst de hardware, dan de software?

Bij het duiden van de woonvoorkeuren valt een aantal zaken op. We zien in de eerste plaats dat de ‘harde’ kenmerken van de plannen het grootste effect hebben op de rapportcijfers: het type woongebouw, prijs, oppervlakte en een ruime eigen tuin of balkon. De ‘zachtere’ factoren, zoals de mate van contact, een ontmoetingsruimte, de reistijd naar voorzieningen en het soort binnentuin lijken minder effect te hebben. En in combinatie met de gewenste parkeeroplossing (liefst op eigen terrein) en een meerderheid van respondenten die aangeeft geen behoefte te hebben aan extra betaalde diensten, lijken op het eerste gezicht de woonwensen van de senioren niet zo spannend, eerder traditioneel. We zien een aantal verschillen naar vooral landsdeel en mate van stedelijkheid, waar de gestapelde woningtypen wat populairder – of minder impopulair – zijn dan in de meer suburbane of landelijke gebieden.

Toch zien we ook – zij het in mindere mate – andere woonwensen doorschemeren, wellicht juist passend bij de doelgroep 55-plus. Zo zijn de rijwoningen het populairst en niet de 2-onder-1-kappers. En bij 70-plussers zijn de kleine appartementencomplexen het populairst. Ook zien we dat een gezamenlijke ontmoetingsruimte punten scoort, een korte reistijd naar voorzieningen en contact met de medebewoners. Niet zoveel als de ‘hardere’ factoren, maar er lijkt wel een wens te zijn om op kleinschalige wijze met een vorm van gemeenschapsvorming te wonen.

Kortom: voor een aantrekkelijk woonproduct voor senioren moet eerst de basis of ‘hardware’ van woning en woongebouw op orde zijn. Daarna of daarachter lijken er op de zachtere kant interessante kansen te liggen om ze verder te verleiden. Het is interessant om te onderzoeken welke concepten daar het meest gewild en succesvol blijken, zoals hier is gedaan.

En dus?

We hebben met dit onderzoek meer inzicht gekregen welke elementen bij een woningbouwplan het grootste effect hebben op de waardering, met als kanttekening dat het geen daadwerkelijke verhuizingen of aankopen zijn, maar zogenaamde stated preferences. We zien een duidelijke relatie tussen de rapportcijfers die mensen geven en de mate waarin ze aangeven naar dit specifieke plan te willen verhuizen. Hoewel we natuurlijk niet zeker weten of de mensen die dit aangeven ook echt gaan verhuizen, is het interessant te zien dat dat wanneer het rapportcijfer bijvoorbeeld van een 6 naar een 7 stijgt, dat het aandeel potentieel verhuisgeneigden flink stijgt: van 40% maar 60%.

De waarde van dit onderzoek is tweeledig. In de eerste plaats is het in directe zin waardevol als dit kan bijdragen aan het realiseren van woonvormen die beter aansluiten bij de woonwensen van de 55-plussers – en daarmee hun woongenot. In het verlengde daarvan gloort er wellicht een potentieel effect: als het lukt om meer aantrekkelijke woonvormen te realiseren die passen bij de wensen van 55-plussers, dan is het mogelijk dat deze groep ook vaker en eerder ervoor kiest om überhaupt te gaan verhuizen. Weliswaar zullen veel, zo niet de meeste senioren nog lang en tot hun tevredenheid in hun huidige ruime eengezinswoning blijven zitten. Deze groep is echter zo groot, dat als we ook maar een klein deel van deze doelgroep weten te verleiden om wel of éérder de verhuisstap te zetten, dit een groot effect op de doorstroming van de woningmarkt zou teweegbrengen. 


Dit onderzoek is in 2022 uitgevoerd door RIGO Research en Advies in opdracht van de WoningBouwersNL. De enquête is door Xitres verstuurd aan een selectie van geïnteresseerden bij nieuwbouw-nederland.nl

Vragen? Neem contact op met Perry Hoetjes